Hoofdstuk 14 – Jaarverslag, rekening en verantwoording

Jaarverslag, rekening en verantwoording

Artikel 15

1. Het verenigingsjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging zodanig aantekening te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen worden gekend.

3. Het bestuur brengt op een algemene vergadering, binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de algemene vergadering, zijn jaarverslag uit en doet onder overlegging van een balans en een staat van baten en lasten, rekening en verantwoording over zijn in het afgelopen jaar verenigingsjaar gevoerde bestuur. Na afloop van de termijn van zes maanden kan ieder lid deze rekening en verantwoording in rechte van het bestuur vorderen.

4. De algemene vergadering benoemt jaarlijks uit de leden een commissie van tenminste twee personen, die geen deel mogen uitmaken van het bestuur. De commissie zal na afloop van het lopende verenigingsjaar de rekening en verantwoording van het bestuur onderzoeken en zal aan de algemene vergadering verslag van haar bevindingen uitbrengen.

5. Vereist het onderzoek van de rekening en verantwoording bijzondere boekhoudkundige kennis, dan kan de commissie van onderzoek zich door een deskundige doen bijstaan. Het bestuur is verplicht aan de commissie alle door haar gewenste inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden te vertonen en inzage van de boeken en bescheiden der vereniging te geven.

6. De last van het commissie kan te allen tijde door de algemene vergadering worden herroepen, doch slechts door de benoeming van een andere commissie.

7. Het bestuur is verplicht de bescheiden bedoeld in de leden 2 en 3, tien jaren lang te bewaren.